-
1 wiel
1 [rad; ook met betrekking tot voertuig] wheel2 [kolk] pool♦voorbeelden:aan een wiel draaien • turn a wheeldoor de wielen zakken • sink to the groundiemand in de wielen rijden • 〈 figuurlijk〉 put a spoke in someone's wheel, put/throw a spanner in the wheelshet vijfde wiel aan de wagen zijn • be the odd man out -
2 omdraaien
v. turn, turn over, wheel round, revolve, screw, wring -
3 aan een wiel draaien
aan een wiel draaienVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > aan een wiel draaien
-
4 slag
I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈 vuistslag ook〉 punch 〈 voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈 met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow4 [leger] battle6 [golvende beweging] wave8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈 figuurlijk〉 without a struggle/any resistance8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈 het〉♦voorbeelden:iemand van jouw slag • someone like you -
5 zich omkeren
v. turn aside, about face!, about turn!, face about, front about, wheel, heave -
6 terugdraaien
1 [achteruit draaien] turn back♦voorbeelden:je kunt de zaak nu niet meer terugdraaien • you can't reverse the matter anymore -
7 zwenken
-
8 omwenteling
n. rotation, revolution, gyration, wheel, half turn, upheaval, cataclysm -
9 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
10 het voorwiel terugdraaien
het voorwiel terugdraaienVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het voorwiel terugdraaien
-
11 omwentelen
II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [omkeren] turn (round)♦voorbeelden:het varken wentelde zich om in de modder • the pig was wallowing in the mud -
12 rol
I 〈de〉2 [opgerolde hoeveelheid van iets] roll; 〈 hol〉 cylinder; 〈 stof〉 bolt; 〈touw enz.〉 coil; 〈 perkament〉 scroll; 〈 camera〉 reel, spool6 [individueel gedrag in een sociale omgeving] role7 [functie] role♦voorbeelden:zijn rol instuderen • learn one's parteen rol beschuit • a packet of rusks3 de rol van een schrijfmachine/pianola • the roller of a typewriter, the cylinder of a pianolade zaak staat op de rol • the case is down for a hearing7 wat is zijn rol in die zaak? • where does he come into this?geld speelt geen rol • money is no objectII 〈 de (mannelijk)〉1 [handeling van het rollen] rolling2 [manier van zingen] trill(ing)♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Wheel — (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular frame turning… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel and axle — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel animal — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel animalcule — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel barometer — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel boat — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel bug — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel carriage — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel chains — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel cutter — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English
Wheel horse — Wheel Wheel (hw[=e]l), n. [OE. wheel, hweol, AS. hwe[ o]l, hweogul, hweowol; akin to D. wiel, Icel. hv[=e]l, Gr. ky klos, Skr. cakra; cf. Icel. hj[=o]l, Dan. hiul, Sw. hjul. [root]218. Cf. {Cycle}, {Cyclopedia}.] [1913 Webster] 1. A circular… … The Collaborative International Dictionary of English